Iedere croupier heeft het meegemaakt, iedere tafelchef, iedere zaalchef, iedere beveiliger en iedere manager heeft er mee te maken gehad. Valsspelen hoort bij het casino, de constante strijd tussen ‘het casino’ en de valsspelers is universeel. Er zijn meerdere gradaties bij het valsspelen, één er van is het proberen te gaan spelen met vals geld, of valse speelmunten (jetons, chips, plaques). Meermaals waren er pogingen om vals geld aan de tafels aan te bieden, en soms lukte dat ook. Vooral in de beginjaren van Zandvoort, Valkenburg en Scheveningen toen er nog geen UV licht in de tafels was gemonteerd om de biljetten te checken.
Croupiers waren geïnstrueerd om bij twijfel over een biljet de chef te roepen. Die boog zich naar de betreffende croupier en belde om een zaalchef en kassier. Het verdachte biljet ‘verliet de bank’ en de kassier checkte het biljet ‘achter’. Was het ‘fout’, dan kwam er een beveiliger bij, en samen met de zaalchef werd de gast meegenomen naar de ‘VIP room’ waar een gesprek volgde. Vaak bleek de gast onschuldig, en had het biljet elders ontvangen. In het geval van twijfel werd de gast de toegang verder geweigerd, soms werd justitie er bij gehaald.
Men is inventief als het pogingen betreft om het casino te ‘foppen’, ook dit werd vele malen geprobeerd, gewoon de waardevolle speelmunten laten namaken. Soms met een geslaagde poging, als vooral lagere waarden prima waren nagemaakt, maar ja; een jeton van bijvoorbeeld 20 gulden kostte om te laten maken al gauw 12 gulden, dus het rendement was wat laag. We kwamen er wél op een moment achter dat de fabriek die ze produceerde gewoon ook onbedrukte speelmunten leverde met dezelfde kleuren. Een stickertje met waarde en casino was vaak geprobeerd. Ik herinner me dat ik meermaals valse speelmunten ontdekte door ‘het gevoel’.. Hogere waarden kregen al spoedig ‘technische’ herkenning, zodat dit probleem verdween.
Een moedwillige poging tot valsspelen door het claimen van een inzet kwam veel voor in de eerste jaren aan de Franse Roulette. Op twee of drie kleuren ‘gemarkeerde’ jetons na speelde iedereen met dezelfde kleur. Om te voorkomen dat er twijfel over het eigendom van de gewonnen inzet zou ontstaan, gaven de gasten vaak en veel ‘annonces’, hun inzetten hadden een patroon, een nummer ‘met de buren’ (in de cilinder bijeen), een finale (nummer eindigt op), een serie (grote, kleine, orphelins).
En nog vele door gasten bedachte annonces, die doordat deze aan de croupier werden gegeven, die luid herhaalde in het geheugen werd opgeslagen. Door grote drukte slaagden er echter toch vaak mensen in om een gewonnen inzet te claimen zonder deze te hebben geplaatst. Vaak speelden gasten aan meerdere tafels, en slimme figuren slaagden er in de betaling te innen. In de tijd vóór de observatiecamera’s in de speelzaal was het schering en inslag.
Ondanks de vakkennis van de tafelmedewerkers, de constante observatie en de camera’s slagen valsspelers toch nog in hun opzet. Bijvoorbeeld door de inzetten die bij een annonce hoorden te verschuiven. Maar dan was de kans op succes dus ook weer van geluk afhankelijk. Het verschuiven van hogere inzetten naar enkelvoudige kans (kleur, oneven/even of hoog/laag) en colonne (rij) en dozijn kwam vaker voor. Veel van deze problemen zijn door innovatie in de loop der tijd grotendeels verdwenen, denk daarbij aan iedere speler een eigen kleur op de Amerikaanse Roulette, de ‘burenprint’ en natuurlijk het verdwijnen van de Franse Roulette.
Het was altijd opletten als het druk was en er mensen aan de Franse roulette bij het eerste dozijn gingen zitten, pakje sigaretten op tafel, en de asbak op tafel vlák naast het dozijn. Als ervaren croupier was je dan alert, ikzelf schoof dan met m’n râteau de asbak een centimeter of 15 weg van het eerste dozijn. Onze ogen waren vooral op het moment dat het balletje in een nummer viel gefocust op de voor ‘poussette gevoelige’ plekken op het tableau (tafel). Een andere poussette truc is om chaos te creëren door vlak voordat het balletje gaat vallen te blijven inzetten door één van de leden van een ‘poussette-team’. We weten dat ná het ‘Rien ne va plus’ (niets gaat meer) er niet meer mag worden ingezet.
Maar die regel mag worden geïnterpreteerd door de ‘bouleur’ (degene die het balletje draait). Het komt vaak voor dat een gast z’n spel wil ‘afmaken’, vrijwel altijd een bekend patroon dat de gast hanteert. Maar een poussetteur creëert chaos om de croupiers af te leiden, ‘hangt’ vaak met het hele lichaam over de tafel.
Op het moment dat het balletje dan valt, wordt razendsnel door een medeplichtige op het gewonnen nummer, of een gewonnen kans geplaatst. Soms zó vakkundig, dat men er in slaagt om een jeton ónder de andere gewonnen kansen te plaatsen. We hebben zélfs gezien dat een werkelijke artiest een stuk op het gewonnen nummer góóide! Een poussette-team bestond vaak uit een nerveus type, een oudere heer en een héle mooie dame. Croupiers zijn ook niet van beton, en de dame had maar één doel, afleiden. Het nerveuze typ leidde de boel af, de heer claimde de ‘gewonnen’ inzet en betaling.
Van een elastiek dat een plaque vanonder een pakje sigaretten op het dozijn ‘schoot’ tot een tafelchef die een poussetteur achterna rende, tot buiten het casino; anekdote van een ooggetuige: “Die tafels en lampen op die plek kan ik me nog heel goed herinneren. Aan de BdT werd een poussette gepleegd, de tafelchef zag het waarna de gast het casino uitstormde.
De tafelchef twijfelde geen moment en rende er achteraan om een half uur later in de kantine terug te keren met gescheurd hemd en smoking. Hij had de gast te pakken gekregen en de stukken terug... mooie tijd.” Er bleek zelfs een soort school te zijn in Italië waar poussetteurs werden opgeleid.
Een vakkundige poussette: https://www.facebook.com/AACASINOltd/videos/947076035334578/
Collega Anton Kruining in z’n blog