Het vakantieseizoen is helemaal te einde gekomen. Op een paar verstekelingen die zo nodig een oceaan over moeten gaan steken binnenkort na, is bijna iedereen weer helemaal opgegaan in de dwang van de agenda en de klok. Ook ondergetekende helaas.
Het schijnt zo te zijn dat er hele hordes medeburgers elke doordeweekse ochtend bij het krieken van de dag, min of meer vrolijk, opstaan om vol goede moed weer gedisciplineerd aan de slag te gaan.
Koffie, sapje, gezond ontbijtje met vezels en granen en gaan. Nog een paar kinderen dumpen op school, het liefst met de auto want dan kun je meteen door. Of, wanneer de leeftijd van de nazaten al wat gevorderd is, ze ontelbare malen met verbaal geweld proberen uit hun puberroes te forceren en tot enige vorm van lichamelijke activiteit te bewegen.
Daarna op kantoor, of een andere werkomgeving, de benodigde uurtjes maken. Zijn er nog carrière-ambities dan worden het iets meer uurtjes, om vervolgens verplicht te ontspannen met sporten, social media en drie abonnementen op streamingsdiensten.
Vrijdagmiddag de altijd heugelijke vrijdagmiddagborrel, het staat in bijna elke vacature-advertentie, dus het zal wel belangrijk zijn en dan is het weekend. Eindelijk tijd voor………verplichtingen.
Verplicht op bezoek, verplicht naar de sportwedstrijden, verplicht naar het terras want het is zo’n mooi weer, verplicht wandelen want de hond want die heeft ook zijn beweging nodig en verplicht wat uitgebreider koken, want daar was doordeweeks geen tijd voor. Zondag op tijd naar bed, want maandag is het natuurlijk gewoon weer maandag. Het begin van weer een enerverende werkweek.
Ik chargeer een beetje, want zo verschrikkelijk is het natuurlijk allemaal niet, maar voor mij voelen dergelijke weken zo. En dan heb ik niet eens een hond.
Na heel wat jaartjes pogingen gedaan te hebben om als volwassen, verantwoordelijke man het pad des levens te bewandelen, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik daar niet zo heel erg goed in ben.
Soms gaat het een paar weken best aardig en ruik ik ook het ochtendgloren. Beantwoord ik mijn mails en overige post keurig op tijd, vraag links en rechts aan wat random kennissen en vrienden die ik weinig gezien heb hoe het met ze gaat, ga bij mijn moeder op bezoek en zorg ik voor een (koel)kast vol boodschappen.
Maar liever, veel liever, kijk ik tot diep in de nacht naar nutteloze programma’s die ik op dat tijdstip ineens heel belangrijk vind. Mis ik met veel genoegen het sapje, de granen en de vezels en ontwaak ik pas uit mijn puberroes wanneer het wel volwassen geworden deel van het land nadenkt over het aantal calorieën van de te nuttigen lunch.
Lease-auto’s, hypotheken, pensioenopbouw, merkkleding en mannenweekendjes, het is me allemaal vreemd. Vraag me niet wat de laatste mode is, hoe een sportschool er van binnen uitziet en of er nog andere varianten op koffie zijn dan doorloopkoffie en oploskoffie, want ik blijf je het antwoord schuldig.
Net zoals ik drie keer op een netwerkborrel ben geweest, maar geen idee had waar ik met die mensen over zou moeten praten.
Waar ik wel goed in ben, heel erg goed zelfs, is vakantie vieren.
Het is zo jammer dat vakantie geen werkwoord is, anders had ik er moeiteloos mijn vak van kunnen maken.
Vroeger, toen de kinderen klein waren, was ik altijd vreselijk jaloers op die ene buurman op de camping die zich uitrekkend, met nog kleine slaapoogjes, om een uurtje of tien buiten meldde om aan zijn eerste kopje koffie van de dag te gaan beginnen.
Op dat moment had ik al het ontbijt verzorgd, in de zandbak gehangen, afgewassen, koffie gedronken, naar het dorp gefietst voor verse broodjes en twee kruiswoordpuzzels opgelost. Mijn grootste wens was toen om ooit die buurman te kunnen zijn en die ambitie heb ik helemaal waargemaakt.
De afgelopen vakantie mochten mijn vriendin en ik doorbrengen in Archangelos op Rhodos. Een groot dorp/klein stadje op een kilometer of drie van de kust. Heel veel Grieken en heel weinig toeristen.
In het familiehotel hadden we een appartement op de bovenste verdieping en ontbijt van 8 tot 10u. Je raadt het al, binnen drie dagen was onze Griekse gastheer gewend aan het Brabants kwartiertje en konden wij in alle rust de dag opstarten ergens tussen 10.00 en 10.15u.
We waren daar tien dagen, maar met het grootste gemak had ik er honderd van kunnen maken. De mensen, de cultuur, de gezamenlijke burgerlijke ongehoorzaamheid van de plaatselijke bewoners, het onaffe, het weer, het eten en de oneindige gastvrijheid.
Zo wezenlijk anders dan de haastige, streberige regeltjescultuur die hier heerst. Niet dat het in Nederland slecht toeven is, helemaal niet zelfs, maar mij persoonlijk past die Griekse inslag, met name in dit specifieke deel van het land, als een handschoen. Ik heb niet het idee dat het daar in Archangelos de komende twintig jaar heel erg gaat veranderen en dat is voor mij precies lang genoeg.
Wilde ik ooit die buurman op de camping zijn, mijn nieuwe streven is om semipermanent vakantie te kunnen vieren in Archangelos. Eens kijken of ik die ambitie ook waar kan maken of dat ik misschien ergens in de komende weken ontwaak uit mijn puberroes en besef dat ik weer eens heel lang heb lopen dromen.
Jamas