Er zouden in de loop der jaren nog meer teleurstellingen volgen. Maar ook triomfen.
De spanning bij het eenentwintigen was vrijwel volledig weggeëbd. Ik kon niet meer valsspelen en Ernst dreigde niet meer met piemelkusserij.
Wat resteerde was eenentwintigen om geld, best wel saai. Een aantal jaren later werd dat toch wel weer iets spannender, aangezien we toen om wat hogere inzetten gingen spelen. We verdienden er naast school wat bij. Ik had een krantenwijk, anderen werkten in de supermarkt en Ernst kreeg gewoon geld van zijn ouders.
Maar de spanning en opwinding van de beginperiode, keerde bij mij niet meer terug.
Er zouden in de loop der jaren nog meer teleurstellingen volgen. Maar ook triomfen.
De spanning bij het eenentwintigen was vrijwel volledig weggeëbd. Ik kon niet meer valsspelen en Ernst dreigde niet meer met piemelkusserij.
Wat resteerde was eenentwintigen om geld, best wel saai. Een aantal jaren later werd dat toch wel weer iets spannender, aangezien we toen om wat hogere inzetten gingen spelen. We verdienden er naast school wat bij. Ik had een krantenwijk, anderen werkten in de supermarkt en Ernst kreeg gewoon geld van zijn ouders.
Maar de spanning en opwinding van de beginperiode, keerde bij mij niet meer terug.
Hoewel mijn ouders niet armlastig waren, werden wij opgevoed in de stijl van werken voor je geld. Als ik een brommer wilde, moest ik in de zomervakantie maar gaan werken. Dat deed ik dan ook. Vier van de zes vrije weken in de fabriek staan, maar daarna beleefde ik dan wel een triomf van jewelste. Een prachtige, fel rode brommer. Zélf bij elkaar verdiend.
Voor de benzine en andere uitgaven had ik die krantenwijk. Op jonge leeftijd had ik al door dat alleen de zon voor niets opgaat. Had ik met eenentwintigen mijn geld verloren? Dan moest ik op de blaren zitten. In de vorm van gewoon weer op de fiets. Dat kostte tenminste geen benzine.
Sommigen leenden bij elkaar, meestal bij Ernst. Zelfs tijdens het spelen, om weer verder deel te kunnen nemen.
Ik bezag dat schouwspel en constateerde dat dat vrijwel altijd slecht uitpakte. De leners waren gespannen, speelden krampachtig, verhoogden regelmatig hun inzet en werden steeds roekelozer, om hun verlies weer te kunnen compenseren.
Het gevolg was vaak dat ze weer blut raakten, maar nu ook nog eens met een schuld aan Ernst. Ze zouden de aankomende schoolweek niks te makken hebben en de volgende keer niet mee kunnen doen.
Vreemd genoeg echter, waren ze er de volgende keer meestal tóch wel bij. Ik vroeg me af hoe dat kon. Ze hadden immers verloren. Toen geleend en weer verloren. Hoe konden ze er dan in hemelsnaam weer bij zijn? Mét speelgeld welteverstaan.
Dat moest haast wel met Ernst geregeld zijn. Die jongen had altijd genoeg geld en ik had het vermoeden dat hij heel graag uitleende.
Zijn uitstraling werd steeds zelfbewuster, een beetje alsof hij de baas was.
Ik had mijn oordeel over hen in ieder geval klaar. Ik vond ze stom. Stom dat ze leenden. Stom dat ze zich niet gewoon bij hun verlies neer konden leggen.
Later zou ik me enigszins in hen kunnen verplaatsen. Zou ik ook hoger in gaan zetten. Zou ik ook hopen dat grover spelen het verlies zou kunnen compenseren.
Ik zou later terugverlangen naar onschuldige tijden. Naar tijden, waarin het meer om het spelletje ging. Meer om het spelgenot dan om de buit. Het spelletje waarbij de inzet wel belangrijk was, maar niet zo belangrijk dat als het balletje op het verkeerde nummer viel, de grond onder je voeten wegzakte.
Maar goed, dat was een aantal jaren verder. Een aantal jaren waarin ik naar de middelbare school ging en vond dat ik, na een tijdje gewerkt en verdiend te hebben, net als mijn zusjes en vriendinnen maar moest trouwen en kinderen krijgen. Dus stopte ik met werken. Mijn huwelijk werd bekroond met de geboorte van een dochter. De grootste rijkdom die een mens ervaren kan. Een meisje, waarbij ik kennis ging maken met de wereld van roze jurkjes. Mezelf de kunst, van onwillige haren netjes vlechten, eigen moest maken.
Ik maakte kennis met de wereld van Baby Born en Barbie. Vroeger had ik een nep Barbie. Een soort Barbie met bruin haar. Petra heette dat ding volgens mij. Al snel had ik haar haren eraf geknipt en toen was de lol er helemaal af.
Ik vond als meisje dat poppengedoe stom. Voetballen was veel leuker en spannender. Wie ging nou nepmoedertje spelen, terwijl je ook in hoge bomen kon klimmen? Hoog in de boom zijn, té hoog eigenlijk en dan de geur van hars opsnuiven. De wind door de takken zachtjes langs je wangen voelen en dan naar beneden kijken. Ai! Wat was je weer te hoog gegaan. Waarom moest je nou weer hoger dan de jongens!
Dan zat je weer eens met de gebakken peren. Die laatste, dunnere takken bovenin waren geschikt om je op af te zetten om nóg hoger te komen. Maar om de tocht naar beneden aan te vangen, waren ze bijna waardeloos.
Ze hingen ietwat naar beneden en alleen heel dicht bij de stam was een kort stukje wat steun kon bieden. Slechts een kort stukje, wat niet naar beneden zou buigen, moest precies de juiste steun bieden.
Gelukkig had ik alles overleefd en was inmiddels zo ver dat ik mijn dochter met een gerust hart de maatschappij in kon laten gaan.
Met het uit huis gaan van mijn dochter, kwam er tevens een einde aan mijn huwelijk. Zonder op details in te gaan, betrad ik de wereld van een bijstandsuitkering, huurtoeslag en wat er allemaal meer aan toeslagen of compensatie te verkrijgen viel. Kortom, een wereld waarin ik elk dubbeltje om moest draaien.
Verschrikkelijk zuinig zijn ging me goed af. Immers als jong meisje wilde ik al nergens voor lenen. Wist ik al, dat je iets moest doen voor je geld.
Het was enorm wennen om als gescheiden vrouw met een uitkering door het leven te gaan. De aanbiedingen in de gaten houden en altijd het goedkoopste uitzoeken, vrat energie. Alles met de benenwagen, of op een oud fietsie, is vermoeiend.
Door het inleveren van energie hou je niet genoeg over om andere stappen te nemen. Een soort vicieuze cirkel.
Om de pret te verhogen had de uitkeringsinstantie een cursus bedacht. Hier moest je verplicht aan deelnemen.
Wij sukkels zouden dan leren beter met ons geld om te gaan. Alsof dat geld überhaupt genoeg was om over ‘mee omgaan' te spreken.
De deelnemersgroep bestond uit mannen en vrouwen. De enige waar ik affiniteit mee had, was ene Liesbeth. Een vrouw waar tenminste een beetje leven in zat. Ze maakte grapjes tijdens de les en durfde de cursusleidster van repliek te dienen.
Na de derde les tikte Liesbeth me bij het verlaten van het lesgebouw op mijn schouder. Wat wilde ze van me?