Het pensioen, het is altijd een gevaarlijk gespreksonderwerp. Omdat het iedereen raakt, heeft iedereen er een mening over. Tijdens de economische crisis bleek wel dat ervoor wel hele gouden bergen beloofd waren, die, toen de beurs inzakte, niet langer haalbaar bleken. En dus zijn er de afgelopen jaren al meerdere aanpassingen gedaan. Veelal in het nadeel van de beroepsbevolking. Elke aanpassing kan dan ook op kritiek rekenen. Maar ze zijn blijkbaar noodzakelijk om te zorgen dat het pensioen straks wel enigszins eerlijk verdeeld is, en dat het geld niet op is tegen de tijd dat jij en ik over 30 jaar of later (of eerder natuurlijk) met pensioen mogen. Het meest recente pensioenakkoord wordt op in juni 2019 gesloten. Maar wat houdt dat akkoord in voor de werkende mens?
Er zit op dit moment 1.300 miljard euro in de pensioenfondsen. Dat is veel geld, maar het is blijkbaar niet genoeg. Of beter gezegd, als we zo doorgaan met het pensioen als we al jaren doen, dan blijft er onvoldoende over voor de dertigers en veertigers die over 20 tot 30 jaar met pensioen mogen. Pensioenen halen hun dekkingsgraad al jaren niet, en op dit akkoord hebben we 9 jaar moeten wachten.
Daar komt bij dat veel werknemers het niet eens zijn met eerder doorgevoerde maatregelen, zoals het langer moeten doorwerken. De pensioenleeftijd was jarenlang 65 jaar, maar is inmiddels al opgehoogd naar 66 jaar en 4 maanden en moet nog verder stijgen. Dit gaat veel werkenden te hard.
Er moest dus iets gebeuren. Protesten en stakingen de afgelopen maanden van vakbonden en hele beroepsgroepen (denk leraren, openbaar vervoer) geven wel aan dat een deel van de beroepsbevolking het niet langer pikt. Maar, we betalen vrijwel allemaal pensioenpremie en een bijdrage ten behoeve van de AOW, en sommigen doen dit al tientallen jaren. Korten in de pensioenen voelt, vooral voor die groep, dan ook oneerlijk. En toch is dat niet helemaal zo. Op dit moment betalen de jongeren (onder de 45, het is een relatief begrip) beduidend meer pensioenpremie dan de 45-plussers. Van de 30 miljard die jaarlijks wordt ingelegd, wordt 2 miljard van de jonge beroepsbevolking bijgelegd voor de ouderen.
Op zich is dit niet direct een probleem voor degenen die bij hetzelfde pensioenfonds blijven, ook na hun 45ste. Die betalen de eerste helft van het werkleven meer, maar krijgen in de tweede helft het bijbehorende voordeel. Maar degenen die overstappen, of in het ergste geval (als je naar pensioenen kijkt) ZZP'er wordt, betaalt wel extra in het begin maar krijgt (minder) voordeel later in de carrière. Dit principe wordt de doorsneepremie genoemd, iedereen betaalt, ongeacht de leeftijd in principe evenveel. Maar hoe langer je euro blijft staan, hoe meer rente je daarover ontvangt. Een euro van een dertiger is dus veel meer waard dan een euro van een zestiger.
Tenminste, zo lijkt het. Het pensioenakkoord gaat om zaken die in de toekomst gaan spelen. En die toekomst, die laat zich niet voorspellen. We kunnen zeker een poging doen, maar er zijn teveel factoren die ervoor kunnen zorgen dat de toekomst er anders dan verwacht uit gaat zien. Dus we gaan er voor nu van uit dat de toekomst blijft zoals we die nu voor ons zien.
En dan komen de zestigers van nu er eigenlijk het beste van af. Allereerst omdat zij minder lang hoeven werken dan tot nu toe was afgesproken. De komende twee jaar wordt de pensioenleeftijd namelijk bevroren op de 66 jaar en 4 maanden die het nu is. En daarna stijgt de leeftijd minder snel dan eerder was afgesproken. Al met al kan het voor de oudere beroepsbevolking maanden schelen dat zij eerder dan verwacht met pensioen mogen. Telt dit voordeel niet voor de jongere beroepsbevolking? Dat valt moeilijk te voorspellen, omdat het voor de meesten nog lang duurt voor ze met pensioen mogen, en de regeling dan waarschijnlijk weer aangepast is.
Voor mensen in zware beroepen geldt dat zij veelal drie jaar eerder mogen stoppen met werken. De boete die werkgevers hiervoor moesten betalen, vervalt (grotendeels) met het nieuwe pensioenakkoord. Dit is dus goed nieuws voor iedereen die vind dat zware beroepen minder lang uitgevoerd moeten hoeven worden.
Met de bestaande regels, zouden degenen die reeds gepensioneerd zijn, waarschijnlijk volgend jaar minder pensioen gaan ontvangen. De dekkingsgraden worden niet gehaald, en dat zou in de huidige regeling alleen opgelost kunnen worden door korten in pensioenen, huidige en toekomstige. Dit komt omdat er wettelijk een bepaalde buffer moest zijn. Nu de pensioenpot zo groot is, vervalt de verplichting op het aanhouden van die buffer. Dit betekent voor een groot deel van de pensioenfondsen dat de kortingen (voorlopig) van de baan zijn.
Toch zullen niet alle ouderen even enthousiast zijn, door de slechte economie hebben zij al jaren te maken gehad met geen indexering, oftewel verhoging, en sommigen hebben al te maken gehad met verlagingen. Dit effect wordt niet met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt, alleen de komende jaren gaat het er dus beter uitzien voor de meeste gepensioneerden.
De doorsneepremie, waarbij de jongere beroepsbevolking meebetaalt aan de pensioenen van de ouderen, vervalt. Dit is goed nieuws voor jongeren, want dat betekent dat elke euro die zij inleggen, rendeert voor henzelf. Dit maakt het voor jongeren makkelijker om gedurende hun carrière over te stappen of (een tijdje) als zelfstandige aan de slag te gaan.
Maar de afschaffing van de doorsneepremie betekent dat de groep volwassenen die eind jaren '70 geboren zijn en nu rond de 45 jaar oud zijn, daar nadeel van ondervinden. Zij hebben namelijk tot nu toe van elke ingelegde euro een deel af moeten dragen voor de oudere generatie. Door de afschaffing van dit systeem, kunnen zij de komende jaren alleen niet profiteren van het feit dat de jongeren van nu dat ook voor hen gaan doen. Zij hebben dus de lasten van het oude systeem gehad, maar mogen niet de lusten ondervinden.
Door de afschaffing van de doorsneepremie, oftewel de afschuiving van jong naar oud, gaat er een gat ontstaan in de pensioenopbouw van de groep veertigers. Dit gat zal zo'n 2 tot 3 miljard op jaarbasis gaan bedragen, het bedrag dat tot nu toe jaarlijks afgeschoven wordt. De overheid gaat dit gat niet opvullen. Het is aan werkgevers en werknemers zelf om hiervoor met een oplossing te komen, omdat de groep anders over 20 tot 30 jaar niet het beloofde pensioen gaar ontvangen.
De veertigers is dus de groep die het meeste nadeel ondervindt van het nieuwe pensioenakkoord. Vanuit de overheid hoeven we niet op hulp te rekenen, en de premies klakkeloos omhoog gooien zal op veel weerstand stuiten. Er is in het akkoord niets opgenomen om de groep te helpen, maar er zijn wel adviezen gegeven. Dat zijn er zelfs vier.
Allereerst zouden de premies van jongeren (die nu dus flink zouden dalen) de komende periode kunstmatig hoger gehouden kunnen worden om het verlies te compenseren. Hoewel het pensioenakkoord direct ingaat, wil dit niet zeggen dat er geen overgangsperiode kan komen. Die kan zelfs 25 jaar duren, zo lang als nodig is om de huidige groep veertigers met pensioen te laten gaan. Met deze regeling profiteren de veertigers van nu dus alsnog niet optimaal van het nieuwe akkoord, en er zijn dus voor- en tegenstanders van deze suggestie.
Ten tweede ontstaat er ruimte voor de pensioenfondsen nu ze niet meer verplicht een deel van de premie in een buffer hoeven te zetten. Al zullen de veertigers daar waarschijnlijk veel minder van profiteren dan degenen die nu al ouder zijn. Ook het feit dat in de loop van de tijd de pensioenleeftijd omhoog gaat naar 68 jaar (zoals nu in het akkoord is opgenomen) betekent dat er iets langer premie betaald wordt door de iedereen die de komende jaren nog niet met pensioen gaat. Hiermee kan een deel van het verlies opgevangen worden, en hier kan rekening mee gehouden worden bij de vaststelling van de premie.
Als laatste kunnen de pensioenfondsen de reeds opgebouwde buffer, voorzover die er al is, inzetten om de verliezers van dit akkoord te compenseren. Al is de verwachting dat deze buffer nu vooral gebruikt zal worden om de huidige pensioenen niet te hoeven korten, dus hoeveel er overblijft voor de veertigers van nu is nog maar de vraag.
We mogen wel concluderen dat het pensioenstelsel onder het nieuwe akkoord niet voor iedereen even gunstig is, en dat het een stuk onzekerder is dan voorheen. Dit komt vooral door de verplichting van het aanhouden van een buffer te laten vervallen. Deze buffer zorgde er in het verleden voor dat, als het niet lekker ging met de rente, er niet meteen gekort hoefde te worden. Dit betekent wel dat er in de toekomst, indien nodig, wel gekort gaat worden. Deze onzekerheid past misschien ook wel meer in deze tijd, we hebben tijdens de economische crisis nu eenmaal gezien dat er weinig zeker is in het leven, en dat korten ondanks de buffers ook toen nodig is gebleken. Of misschien was het wel dankzij de buffers, want door de verplichting om hier premie in te steken, in plaats van in het uitbetalen van pensioenen, is er wellicht ook gekort.
Al met al wordt met het nieuwe pensioenakkoord open en transparant gecommuniceerd over de risico's en onzekerheden. Dat is, zo luidt de uitleg, beter dan zaken te garanderen (in de ogen van de consument) waarna je het niet waar kunt maken. Ik kan me daar wel een beetje in vinden, ik denk dat de reden dat veel gepensioneerden en bijna-gepensioneerden nu boos en/of teleurgesteld zijn, is omdat zij een bepaald pensioen verwachtten. Zij, de baby-boomers, zijn opgegroeid in een tijd dat het niet op leek te kunnen. De economische crisis treft ook hen, maar wel in hun ‘hart'. Dat zij juist de generatie zijn die relatief weinig pensioenpremie hebben betaald, lijken velen van hen niet echt te beseffen. Maar ik snap het wel: als je gouden bergen beloofd zijn, wil je die ook krijgen. Alles wat minder is, is ook echt minder.
Dagen nadat het pensioenakkoord gesloten is, komt naar buiten dat de wereldbanken hier wel eens roet in het eten kunnen gooien. Want zowel de Amerikanen als Europese Centrale Banken willen de de rekenrente gaan verlagen. Amerika wil anticiperen op een verwachte groeivertraging, de ECB wil economische groei én inflatie stimuleren. En voor beide wensen is het verlagen van de rente blijkbaar dé oplossing. Op bepaalde obligaties is de rente nu al negatief, een bijzonder beeld.
Maar die rentedaling kan écht flinke invloed hebben op de pensioenen van de toekomst. Als de rente te lang 0 blijft, of zelfs onder 0 komt, dan heeft dat consequenties voor de pensioenfondsen. Die nemen dat onvoldoende in waarde toe, waardoor het spaarpotje niet voldoende gaat groeien. We hebben het over een spaarpot van 1.300 miljard euro, kleine herinnering. Elke 0,1% rente betekent een aangroei van 130 miljoen euro op jaarbasis. Dat zijn heel wat pensioenen. Als er dus geen rente meer gegeven wordt, staat die spaarpot (deels) stil. Dan moet het wel heel goed gaan met de aandelen, om dit een beetje te kunnen compenseren. Maar daarmee stijgt ook direct het risico van de pensioenfondsen, en wat gebeurt er met de pensioenen van mensen die een laag risicoprofiel hebben ingevuld?
Het pensioenakkoord moet hier dus meer flexibiliteit in geven. De pensioenen kunnen omhoog als de beurs het goed doet. Maar dat een omgekeerde beweging ook plaatsvindt als het níet goed gaat, daar zwijgen ze het liefst over.
En weet je wat er gebeurt als een pensioenfonds de verplichtingen niet meer kan nakomen en letterlijk omvalt? Als een bank in problemen raakt, springt de overheid bij. Wat je daar ook van vindt, het is zo. Maar een pensioenfonds in de problemen? Die gaat in de etalage en wordt aangeboden aan een concurrent. Meestal is een verzekeraar zo gek om er nog geld voor te geven, maar een vetpot is dat zeker niet. Die betaalt de marktwaarde van dat moment, die is afgeleid van de rekenrente. Dus als dat nú zou gebeuren, blijft er niet veel over voor de deelnemers van dat pensioenfonds.
Voor iedereen die niet al met pensioen is of dit de komende jaren mag gaan: reken je niet rijk aan de hand van de pensioenfondsen waar je reeds aan deelneemt. Het Uniform Pensioenoverzicht geeft inzage in de situatie zoals die op jouw pensioenleeftijd is, gebaseerd op de huidige gegevens. Blijft de rekenrente te lang te laag, dan zal dit echt aangepast moeten gaan worden.
Pensioentekort is een woord dat je de afgelopen jaren misschien iets te veel hebt gehoord, maar is voor velen van ons een reëel iets. Vertrouw dan ook op je eigen investeringen. Een huis waarop het liefst, of anders een minimale, hypotheek zit, zorgt voor lage woonlasten tegen de tijd dat je met pensioen mag. En verkopen levert dan hopelijk een lieve duit op, waarmee je het ook even uit kunt zingen. Daarom is een aflossingsvrije hypotheek gevaarlijk, die kan later écht voor problemen zorgen. Ben je dus bewust van die risico's.
Je kunt, vooral als je een pensioengat hebt, ook zelf pensioen (extra) opbouwen. Ben je ZZP'er dan is dit sowieso aan de orde. Vooral in het begin denk je daar misschien niet aan, of vind je het zonde van je geld om het in een pensioen te gaan stoppen. Maar bedenk dan dat je vooral de eerste drie jaar van je eigen bedrijfje aardig wat belastingvoordelen hebt, die ervoor zorgen dat je juist geld over zou moeten houden voor zoiets. Pensioen is niet langer iets waar je pas op latere leeftijd aan moet gaan denken, dat daar moet je al jong wat mee. Het is geen ver-van-mijn-bed-show, het is voor iedereen belangrijk, wil je na je 67ste niet op een houtje moeten bijten!
En als je het niet meer weet, zijn er altijd nog manieren om wat bij te verdienen!