“Hee, Solidago!” zei ze, met een lichte schittering in haar blik. “Zin om zaterdag mee te gaan naar het Casino?”. Ik moest even behoorlijk omschakelen. Mijn irritatiegrens was bijna overschreden door de budgetcoach die de cursus gaf. Die houding van haar! Gehuld in een ouderwets mantelpakje stond ze voor het klasje. Ze behandelde ons als een stelletje imbecielen.
Ik moet toegeven, misschien waren voor sommige van de cursisten de adviezen wél nuttig, maar juist díe deelnemers waren ongeïnteresseerd en luisterden niet. Ze hingen er maar wat bij en wisten niet hoe snel ze, als de cursusmiddag afgelopen was, weg konden komen
De cursus zou afgesloten worden met gezamenlijk boodschappen doen. De budgetcoach zou ons dan helpen met de juiste keuzes maken. Goedkoop en gezond was het motto. Ik wist al dat ik die middag ziek zou zijn. Nooit een keer zou ik met zo'n clubje en die budgetcoach naar de supermarkt gaan. Wat een blamage!
Daarbij, goedkoper dan ík leefde, kon niet. Alhoewel, ik zóu nog naar de voedselbank kunnen gaan, dan zou ik aan het eind van de maand nog iets over kunnen houden. Maar daar was ik te trots voor. Ik zou nog liever creperen van de honger.
Het Casino? Wat moest ik dáár nou? Ik had geen cent te makken én, nog belangrijker, ik had geen geschikte kleding. Terwijl ik mijn bezwaren om mee te gaan opperde, zag ik al in Liesbeth's ogen, dat ze die weg zou wuiven. Ze kreeg pretoogjes, haar ogen schitterden toen ze mij begon om te praten. Ja, ompraten. Want ik hoopte op tegenwerpingen. Ik verlangde eigenlijk meteen naar oplossingen. Gelijk na het omschakelen na haar vraag, voelde ik namelijk een soort opwinding.
Een opwinding, die ik sinds mijn jonge meisjesjaren niet meer gevoeld had, begon zich van mij meester te maken. Het zou me geen cent kosten, Liesbeth had entreekaartjes en speltegoed. Ze zou een soort card van iemand meekrijgen, waarmee ze gratis drankjes kon bestellen. En het probleem van de kleding? Was zó opgelost. Ik zou bij haar in de kledingkast kunnen kiezen wat ik wilde. Jurkjes en rokjes te over!
Ik liet me al snel overhalen en zou de volgende dag bij haar langs gaan om kleren te passen. Haar adres, wat ze snel op een uitgescheurd blaadje uit haar agenda krabbelde, kwam me onbekend voor. Het was helemaal aan de andere kant van de stad. Dat zou wel een half uur fietsen worden. Maar al zou ik een uur moeten fietsen, het zou me niet tegenhouden. Nadat Liesbeth en ik afscheid van elkaar hadden genomen, fietsten we ieder een andere kant op. Zij linksaf, op een nette, vrij nieuwe Gazelle. En ik rechtsaf, op een oud brikkie. Mijn stalen ros was ruim over de pensioneringsdatum heen. Dat ding kraakte en het zou me niet verbazen dat ie het definitief op zou geven als ik naar Liesbeth zou fietsen de volgende dag.
Ik zag mezelf al helemaal voor me. Het stuur in mijn hand, naar beneden starend, alwaar ik een lege fietsvork vasthield. Een voorwiel wat afgeknakt was en met een paar laatste draaiingen, het loodje legde.
Mijn calvinistische opvoeding kwam naar boven borrelen. Naar het Casino gaan deed je niet. Daar werd gegokt. Daar kwamen alleen mensen die dominee 's woord niet vreesden. Daar kon nooit iets goeds van komen.
Vooralsnog was de dominee mij gunstig gezind. Mild over mijn schouder meekijkend, zat hij de volgende dag bij me achterop. Het was een zonnige dag en al snel maakte het armoedige wijkje waar ik woonde, plaats voor het drukke centrum. De trams waren bijna leeg, de trottoirs, waar weinig mensen liepen, baadden in het zonlicht. De terrasjes waren goed bezet. Het was zo lang geleden dat ik op een terrasje gezeten had, ik kom me dat gewoonweg niet permitteren. Uitnodigingen van anderen had ik, meestal met een smoesje, afgeslagen. Er zou toch altijd een moment komen dat ik aan de beurt zou zijn om iets te bestellen. Dat zou tot gevolg hebben dat ik moest bezuinigen op mijn eten. Daar was ik te verstandig voor.
Na ongeveer twintig minuten fietsen bereikte ik de zuidkant van de stad. De straten veranderden in lanen. Ik keek er raar van op dat ik bij het naderen van Liesbeth's huis, in een andere woonomgeving belandde. Ik was hier nog nooit geweest. Pas na mijn scheiding was ik in de stad komen wonen. Met een beetje mazzel had ik een sociale huurwoning toegewezen gekregen. Ik was daar reuze blij mee, maar nu ik steeds dichter bij het adres van Liesbeth kwam, begon het toch een beetje aan me te knagen.
Wat was het hier mooi! Moest je je eens voorstellen dat ik hier zou wonen. In zo'n rustige laan. Een laan met overwegend jaren-30 huizen. Ik zag glas-in-lood, ik zag erkertjes, ik zag prachtige oude houten voordeuren, ik zag mooie auto's op de oprit. Ik keek mijn ogen uit en voelde me steeds kleiner worden. Kwam ik aanzetten op mijn oude, krakende fietsie.
Eenmaal aangekomen bij het huis van Liesbeth, schudde ik de dominee van me af. Hij bekeek het maar, ik had geen zin meer in hem. Dat is het mooie van fantasie, je kan álle kanten op. Met wie dan ook en wanneer dan ook.
Ik zette mijn fiets schuin tegen de ligusterhaag, die de voortuin scheidde van de stoep. Het grind knarste onder mijn voeten, toen ik naar de voordeur liep. De ouderwetse trekbel maakte een behoorlijk hard geluid, toen ik daar een flinke ruk aan gaf. Waarom moest ik daar nou zo hard aan trekken? Ik kende mijn eigen kracht weer eens niet.
Na even wachten ging de voordeur open. Mijn mond viel open van verbazing en ik wist even niets te zeggen, toen Liesbeth in de deuropening stond. Ik herkende haar amper!