De communistische dictatuur leek voor altijd te zijn, als kind in een rustig klein stadje wist ze niet beter dan dat het leven zo hoorde. Papa trok met z’n grote slee de bergen in om hout te sprokkelen en te hakken. Dat mocht niet, maar anders kwam het jonge gezin om van de strenge kou in de winter, temperaturen van min 30° Celsius waren eerder regel dan uitzondering in de winterse nachten.
Aan de overkant van de rivier was de Oekraïne, een groot bos met alleen patrouillerende soldaten die de kinderen graag lieten spelen in het bos. De rivier was doorwaadbaar ondiep, en de zomers lekker warm. Felicia’s grootouders kwamen uit de Oekraïne.
Eén peertje mocht er slechts branden in hun schamele huisje, zodat de kleine meid moest leren in het licht bij het deurtje in de stenen houtkachel. De tuin werd uitsluitend gebruikt voor het kweken van groenten en aardappelen, in de zomer groeiden er pruimen en kersen.
Uiteraard waren de kippen de belangrijkste bron van vlees, en eens per jaar – zo tegen de kerst – slachtte Papa een varken. Moeder werkte, net als vader, heel hard, en de twee maakten het ene na het andere kind, tenslotte werd je ’heldin van de communistische partij’ als je vijf kinderen had.
De oudste, Felicia, hoofdpersoon van dit verhaal, was vastbesloten om dit armoedige bestaan ooit te ontstijgen en ze wist dat maar één weg daar naartoe zou kunnen leiden: studeren! Avondenlang zat ze bij het deurtje van de houtkachel, dat ze op een kier zette zodat de gloeiende houtskooltjes de bladzijden leesbaar maakten in het verder pikdonkere huis. Alle vijf kinderen sliepen in één en dezelfde kamer en ze lagen allemaal in hetzelfde grote bed.
Felicia bleek zeer goed te kunnen leren, hoewel ze toch regelmatig straf kreeg van de leraar, gewoon ’omdat kinderen af en toe straf moeten krijgen’. Ze was rustig, leergierig en teruggetrokken, maar ontving de tikken met de liniaal op haar vingertoppen zwijgend en met tranen in haar ogen. Ze onderging ook stil de klappen met het Spaanse rietje op haar billen met gelatenheid.
De 7 kilometer naar huis legde ze regelmatig huilend af na weer zo’n barbaarse mishandeling. Felicia maakte de 10 klassen van de basisschool af met een 10 als gemiddeld rapportcijfer. Voorwaar geen geringe prestatie!
Gedurende de schooljaren op het Lyceum ontwikkelde Felicia een grote voorliefde voor wiskunde, zodanig dat een docent bereid bleek om gratis extra uren aan haar te besteden. Thuis zat ze hele dagen in haar schriften te oefenen, gefascineerd door de complexiteit van de probleemstellingen, en Felicia was dolblij als ze weer tot een goede oplossing kwam. Metershoge stapels volgeschreven schriften lagen jaren later nog op zolder van het ouderlijk huis, als stille getuigen van haar werklust en toewijding.
Een ver familielid, advocaat van beroep, had vernomen dat Felicia goed kon leren, en hij raadde haar aan om rechten te gaan studeren. Zelf had ze echter een sterke voorkeur voor wiskunde. Maar nadat ze vernam dat er veel geld (onder de tafel) betaald moest worden om te worden toegelaten zag ze van deze studierichting af en besloot rechten te gaan studeren. Wel kon ze een jaar als ’invaldocente’ lesgeven in wiskunde bij een school op het platteland. Stel je voor, ze was 18 jaar en haar leerlingen 14 en 15 jaar!
De twee daarop volgende jaren studeerde Felicia rechten in een stad op twee uur reizen van haar geboortestad. Ze woonde daar in een studentenhuis, in een kamertje van 3 bij 1 meter. Het menu in die tijd bestond bijna uitsluitend uit de dagelijkse doperwten die ze zelf kookte op een kookplaatje, en verorberde met een homp brood.
In de weekeinden ging ze dan met de bus naar huis. De weg liep over een flinke bergketen en had honderden bochten. Mede daardoor, en door de stank van dronken mensen en het enorme hoeveelheid zwerfvuil in de bus, werd Felicia vrijwel altijd misselijk tijdens dit soort ritten.
Men kan zich voorstellen dat de reis in zo’n onverwarmde bus gedurende de winter niet bepaald een pretje was. In de zomer was het al weinig beter. Dan was het vaak erg warm in de bus, de vloer lag dan niet vol met sneeuwresten, maar er lag wel overal een enorme hoeveelheid stof.
Inmiddels was het communisme voorbij, en deed de ‘vrije markt’ zijn intrede. Mensen startten een nering, en sommigen hadden al snel succes in de commercie. Felicia kon werken voor zo’n ‘ondernemer’. Als ze op vrijdagmiddag na school naar huis ging, kon ze direct aan het werk: verkopen van sigaretten, limonade en snoep in een aluminium kiosk, van 1 bij 1 meter, midden op straat. Dienstrooster: beginnen op vrijdagmiddag 5 uur, tot maandagochtend 7 uur. Continu!
En natuurlijk was er geen verwarming in de kiosk. ‘s Nachts liepen de ratten langs haar voeten, maar ze was door dit werk in staat haar studie te betalen en haar broertjes, zus en ouders te verwennen met wat ze noemden ’goedheden’, dus nam ze alle ongemakken voor lief.
Op maandagochtend was haar eerste gang direct naar de markt, waar zelfs exotische ’goedheden’ als bananen en sinaasappelen te koop waren! Met nog warm brood en tassen vol fruit liep Felicia huiswaarts over een afstand van zo’n 4 tot 5 kilometer. ‘s Middags was er dan weer de gang naar de universiteit, waar inmiddels was gebleken dat een afgestudeerde aan deze universiteit weinig kansen zou hebben op de arbeidsmarkt.
Na twee jaar studie trok ze de stoute schoenen aan. Felicia toog naar een grote universiteitsstad, op 450 kilometer van huis, met de trein was dat 12 uur reizen. Zonder een cent op zak zat ze een hele nacht in de – uiteraard onverwarmde en onverlichte – trein.
In die voor haar vreemde stad had ze nog helemaal geen onderkomen. Bovendien zat ze zoals gezegd zonder geld, maar ook zonder werk en inschrijving op de universiteit. Gelukkig waren een paar oude bekenden bereid om een handje toe te steken, Felicia kon een kamer bij mensen in een flat delen met een ander meisje, en de huur achteraf betalen.
Snel liet ze zich inschrijven voor de studie, en ze ging met geleende boeken aan de gang. Zoeken naar een baan was niet moeilijk, ze kon aan de slag als verslaggever voor een krant, om verhalen te schrijven over rechtszaken. Dat ging een paar weken goed, alleen ’vergat’ de chef te betalen.
Dan maar op zoek naar een ander baantje, dacht ze, en samen met haar kamergenote voegde ze de daad bij het woord door overal waar ze dacht iets te kunnen vinden ernaar te vragen. Ze kwamen al snel iets nieuws tegen, een voormalige bioscoop die slecht liep en vanwege de intrede van de video was omgebouwd tot een zaal waar mensen bingo speelden. Daar bleek een receptioniste nodig te zijn, die de mensen inschreef aan de hand van hun legitimatie.
Er werkten veel jonge mensen, en er was een aangename, bijna feestelijke sfeer. Het salaris was goed, zodoende kon Felicia zich ook soms ’goedheden’ veroorloven. Op een dag komt een keurig geklede meneer in pak en met een stropdas de receptie binnen, hij loopt direct door naar het restaurant.
Felicia roept van achter haar balie: ”Meneer, meneer, uw legitimatie alstublieft”. Waarop de heer z’n plastic kaartje trekt, en zich verontschuldigt. Op het kaartje stond nummer 1. Felicia had het gewaagd om de grote baas op z’n verplichting zich te legitimeren te wijzen. In haar land was zoiets de directe aanleiding tot sancties, of zelfs ontslag. Maar deze ’grote baas’ kwam uit een westers land, een land waarvan de inwoners menselijker waren. Felicia kreeg dan ook terecht een compliment voor het nemen van haar verantwoordelijkheid.
Het was de ’grote baas’ echter blijkbaar niet ontgaan dat Felicia een spontane en hardwerkende jongedame was. Meer dan dat nog; hij verzocht haar om eens onder vier ogen van gedachten te wisselen.
Er werd afgesproken en zenuwachtig toog Felicia naar haar hospita, een dame van middelbare leeftijd, die de klappen van de zweep des levens goed scheen te kennen. De ’grote baas’ had voorgesteld om wanneer Felicia z’n aanbod om een keer ‘uit eten’ te gaan zou accepteren, hem even te bellen. De hospita had de twijfelende Felicia ervan overtuigd dat als ze dit ’vanuit haar innerlijk’ zou willen, ze zonder vooroordelen op de uitnodiging kon ingaan.
Er ontstond inderdaad iets moois tussen hen beiden, zij het dat er naast vele overeenkomsten nog meer verschillen waren. Maar beiden waren ondanks vele obstakels al vrij snel op weg een gezamenlijk bestaan op te bouwen. Er werd een huisje op het platteland gekocht, waar het stel zeer eenvoudig ging wonen.
Hoewel het privé-geluk werd bezegeld door de geboorte van een dochter en een huwelijk, was het niet alleen rozengeur en maneschijn. De ’grote baas’ was na enige jaren geen grote baas meer, en omdat hij bleef doorvechten voor z’n 500 man personeel, verloor hij uiteindelijk z’n hele bedrijf.
Felicia was gedurende deze periode vlijtig blijven doorstuderen en ze rondde haar rechtenstudie af. Het stel leefde van een paar centen per maand en verbouwde groenten en fruit op hun eigen stukje land.
Toen er helemaal geen inkomen meer was, toog het hoofd van het gezin – de voormalige ’grote baas’ – ver weg naar z’n eigen land om daar een paar maanden te werken, teneinde van dat geld weer een jaar vooruit te kunnen.
Na korte tijd echter werd hij gevraagd om een groot bedrijf te gaan vertegenwoordigen in het land van Felicia. Samen organiseerden ze symposia en beurzen. Ze bezochten daarnaast ook potentiële klanten in de voedingsindustrie. Dit alles verliep redelijk succesvol, tot de hoogste baas van dit concern plotseling het bedrijf waar de man van Felicia directeur was, verkocht. Plotseling hield alles in één keer op. En dat terwijl er een extra mond gevuld moest worden, want inmiddels had zich een tweede telg aangediend, een jongen.
Een aantal jaren gingen voorbij. In die tijd maakten Felicia en haar man meerdere verhuizingen mee, en ontwikkelden ze verschillende commerciële activiteiten, tot een overlijdenskwestie het gezin dwong naar het buitenland te vertrekken.
Na enige tijd bleek dat alleen Felicia in staat was het gezin te ’dragen’. Ze leerde de taal van haar nieuwe vaderland in no-time, deed een studie wiskunde in de helft van de tijd en had het geluk direct een aanstelling te kunnen verwerven in een tijd waarin overal elders ontslagen vielen.
Met maximale inzet streefde Felicia ernaar invulling geven aan de droom die ze altijd had: voor de klas te mogen staan als wiskundedocente. Haar harde werken werd beloond, en haar droom werd werkelijkheid.
Het sprookje wordt vervolgd…