Citaat uit een interview met de opleider die know-how partner Ötspag (Österreichische Spielbanken AG) Heinrich Rakuschan gaf aan Karel Jansen in 1985:
“De Nederlandse croupiers zijn van nature ongedisciplineerd. Ze tutoyeren teveel en te snel, hebben moeite om dagelijks in correcte kleding op hun werk te verschijnen en zijn veel ziek. Vooral de vrouwelijke croupiers in Nederland zijn een probleem. Aan hen kun je in het casino goed merken wanneer er problemen thuis zijn. Zoiets is ondenkbaar aan de tafel. Een overspannen croupier is de doodsteek voor de omzet.”
“De ideale croupier is vriendelijk, ziet alles, toont overwicht, is snel en behendig en heeft organisatorische kwaliteiten. Hij ziet er verzorgd uit, heeft een goed figuur, slanke vingers en is zelfverzekerd. Een croupier die 110 kilo weegt zal nooit in een casino kunnen werken. Hij zal te snel gaan zweten en dat komt niet goed over bij de spelers.”
En was daar ingevolge de geldende cultuur in z’n geboorteland niet de enige die er zo over dacht. In de tijd van de start der casino’s in 1976 was Nederland al ruim op weg met het gelijkschakelen der seksen, daar waar andere landen deze ontwikkeling nog niet waren gestart. Hoofd personeelszaken Johan Jansen en niet in het minst z’n assistente Nicolette Weerens vonden dat een vrouw prima het vak van croupier kon uitoefenen. De know-how partner diende dus vrouwen toe te laten tot de opleiding tot croupier.
De allereerste was Anneke Oushoorn, voormalig stewardess, die de opleiding ging volgen. Nadat cursus 1 de opleiding (Roulette en Black-Jack) had voltooid en het casino in Zandvoort opende, werd Anneke door de leiding meestal ingezet aan de Black-Jack, waar overwegend vrouwen werkten als dealer. Niettemin lukte het haar om ook als volwaardig croupier mee te werken aan de Roulette. Het is lovenswaardig hoe zij later altijd voortrekker is geweest bij het proces dat zich voltrok omtrent het accepteren van vrouwen als volwaardig casinomedewerker. Zelf bracht Anneke het tot assistent casino manager in casino Amsterdam.
In eerdere columns maakte ik gewag van de kakafonie tussen de verschillende landen, culturen en talen in onze Nederlandse casino’s. Henk Vinck beschrijft prachtig hoe een typisch Duitse mentaliteit heerste in de speelzaal in de eerste jaren van casino Valkenburg. Incidenten waren dan ook schering en inslag. De eerder beschreven gedachten van Rakuschan omtrent de ongedisciplineerdheid van de Nederlandse croupiers leidde regelmatig tot excessen; schreeuwende tafelchefs, luidkeels ingrijpende zaalchefs, scheldende croupiers, tranen en weglopen van tafel.
Ik moet bekennen dat er inderdaad duidelijke verschillen zijn in de cultuur en mentaliteit van de verschillende Europeanen. Daar waar een Oostenrijker een Nederlander ongedisciplineerd noemt, vinden wij als door VOC en vechtend tegen de elementen gevormd handelsvolkje dat vele mede-Europeanen te snel het hoofd buigen. Daar waar anderen zeggen: ‘Ja meneer’, zegt de Nederlander: ‘Ja, maar’.. Doch is het niet juist déze mentaliteit die een klein land groot heeft gemaakt?