Het is 2012. Ik ben druk bezig met mijn websites over zelfredzaamheid en forexhandel. In die tijd kwam ik voor het eerst iets tegen over Bitcoin — een vreemd, virtueel concept dat mij meteen intrigeerde. Geen banken, geen overheden, geen regels. Gewoon... geld op je computer. Mijn eerste reactie? Dit is virtueel goud. Maar dan écht goud voor mensen zoals ik, die buiten de gebaande paden durven te denken en handelen.
Ik dook erin, las me suf en besloot wat te kopen. Niet veel hoor, maar genoeg om het spelletje te leren. Voor $60 per stuk kocht ik mijn eerste Bitcoins via de Nederlandse site Bitonic. Dat ging verrassend makkelijk voor die tijd. Bitonic bestaat trouwens nog steeds, al handel ik al jaren met grote tevredenheid bij Bitvavo. Lage kosten, innovatief platform, betrouwbare partner — en ja, ook een officiële partner van Onetime. Dat voelt goed.
Toen ik begon, was crypto nog ruig terrein. Er was geen handleiding, geen vangnet. Alles draaide om één ding: zelf je boontjes doppen. Je was letterlijk je coins kwijt als je computer crasht of iemand je private key wist te bemachtigen. En ja, ik ken mensen die hun wallet per ongeluk naar de vuilstort hebben gebracht. Gone. Voor altijd.
Maar dat maakte het ook spannend. Je stond aan het begin van iets nieuws. Geen bank die over je schouder meekeek, geen overheid die aan je centen zat. De macht lag bij de mensen. Decentralisatie. Dat was hét kernwoord dat me aantrok. De belofte dat we het financiële systeem konden terugpakken, zelf controle konden krijgen over waarde en bezit.
Maar idealisme trekt ook cowboys aan. En waar cowboys zijn, volgen oplichters. De scams waren talrijk, de risico’s gigantisch. Toch bleef ik erin geloven. In 2014 had ik zelfs een webshop waar je met Bitcoin kon betalen. Echt waar. Ik vond het revolutionair. Je ziet het nu bijna nergens meer. Bijna niemand betaalt nog met Bitcoin. Iedereen hodlt. Of handelt. Of speculeert. Maar kopen? Nee, dat doet niemand meer.
En ergens is dat jammer.
Het begon met een droom van vrijheid, maar vandaag de dag is cryptogeld grotendeels verworden tot een speculatief beleggingsinstrument. Je hoeft het maar aan iemand te vragen: “Waarom zit jij in crypto?” En negen van de tien keer krijg je hetzelfde antwoord: om er rijk mee te worden. Omzetten naar fiat. Euro’s. Dollars. Terwijl Bitcoin juist bedacht was als alternatief voor dat hele fiat-systeem.
En ironisch genoeg wordt het steeds meer gecentraliseerd. Bitvavo moet tegenwoordig aan allerlei regels voldoen. De AFM kijkt mee. Banken stellen vragen. Ik kreeg ooit een telefoontje van de Rabobank omdat ik wat cryptogeld bewoog. Alsof ik iets illegaals had gedaan. En ergens snap ik het ook wel — maar het haalt wel de charme weg.
Dus is het project ‘cryptogeld’ mislukt?
Nee. Integendeel. Miljoenen Nederlanders hebben inmiddels een crypto-account. En waar je vroeger een rare blik kreeg als je over Bitcoin begon, weet nu bijna iedereen wat het is. Maar begrijpen ze het ook? Dat betwijfel ik. Er zijn duizenden coins, maar geen klantenservice. Je kunt niemand bellen als het misgaat. En de fraude? Die is nog steeds alarmerend.
Wat wel gemeengoed is geworden, is de greed. De hebzucht. Mensen willen rijk worden. Snel. Zonder moeite. “Greed is good”, zei Gordon Gekko ooit in de film Wall Street. En in cryptoland lijkt dat het nieuwe mantra.
Zelf handel ik al een tijd niet meer actief in Bitcoin. De link is me te fragiel. Maar dat de Bitcoin ooit een miljoen euro waard wordt? Mij zou het niks verbazen. En toch koop ik ze niet. Geen tonnetje, geen tientje. Waarom niet? Tja... daar zal ik je alles over vertellen in mijn volgende column.
Voor nu eerst even wat anders. De lente is begonnen. Mijn nieuwe bootje ligt klaar aan de steiger. Tijd om te varen. Om te leven. Want als crypto me één ding geleerd heeft, is het wel dat waarde niet altijd in geld zit. Soms zit het in vrijheid, avontuur — en gewoon een goede dag op het water.