Hier in het zuiden wordt carnaval gevierd. En niet zo’n beetje ook. Een onvoorstelbare mensenmassa neemt in vrolijke, bizarre, creatieve en prachtige oufits bezit van mijn stad.
Uitgangspunt is verstand op nul en genieten. Even alle zorgen opzij, iedereen is welkom, iedereen is gelijk. De traditionele vierders beginnen al in de ochtend met een programma vol rituelen en bijeenkomsten, de stappers nemen de avonden voor hun rekening.
Waar de carnavalsvierders een heus spaarpotje aanleggen om zichzelf vijf dagen te kunnen bedruipen, is het voor veel ondernemers in de horeca en aanverwante zaken een serieus onderdeel van hun bedrijfsbegroting.
In die vijf dagen wordt een maandomzet of zelfs meer gedraaid. De euro’s zitten los in de zak en naar prijzen wordt nauwelijks gekeken. Vooral als het weer een beetje meezit, zoals afgelopen dagen, gaan ook de twijfelaars en mooi-weer-vierders de hort op.
Het vergt wel veel voorbereiding om je zaak carnavalsbestendig, lees olifantbestendig, te maken. Want als de drank eenmaal in ruime mate in de man of de vrouw is, dan is geen los interieurstuk meer veilig. Het is nu eenmaal zo, dus daar hou je rekening mee.
Bedenk daarbij de extra garderobes, themaversiering en verlichting, beveiliging en niet te vergeten het feit dat alle versiering binnen brandvertragend moet zijn, en je begrijpt dat alleen de deuren openzetten en geld gaan verdienen niet werkt. Maar als het dan allemaal klopt, inclusief het weer, dan rollen de euro’s in grote aantallen je kassa in.
Nu heeft mijn dochter een winkel met daarnaast een onderdoorsteek naar de achterplaats waar een middenklasse auto redelijk makkelijk doorheen past. Ze kwam op het idee om ook eens gokje te wagen en in die doorsteek een ééndaagse broodjeszaak te openen.
Eén dag maar, want in onze buurt in carnaval traditioneel aleen op vrijdagavond en zaterdag overdag super druk en de rest van de dagen een stuk minder. Hartstikke goed idee vonden ook vader en broer, die zich direct aanmeldden als vrijwilliger. Ondernemerszin moet aangemoedigd worden; ook al kun je in één middag geen maandomzet verdienen, elke euro extra in de kas is er één.
Voor mij zijn misschien die te verdienen euro’s niet eens het belangrijkste motief om veel energie en veel tijd te steken in een broodjeszaak voor één dag.
Het is de lol. Het plezier van de vrijheid om zelf, uiteraard in samenspraak met de baas, te bedenken welke broodjes en snacks je op de kaart zet. Hoe je het gaat inrichten, wat je nodig hebt, de prijs bepalen, wat de beste routing is vanaf de bestelling tot aan het uitleveren van het product en hoe je je publiek gaat attenderen op het feit dat er ineens in een soort carport een heuse broodjestent zit.
Na vele uren voorbereiding waren we er klaar voor. Feestverlichting en slingers aan het plafond, de frituur bijna op temperatuur en de kassa en het bijbehorende pinapparaat getest. De koeling gevuld, broodjes ontdooid en Pistolen Edjes (+50 ct) afgebakken.
De taken verdeeld: zoonlief met negen jaar Efteling-ervaring was de frontman, rekenmeester en frituurchef en ik was verantwoordelijk voor de bockworsten, knakworsten, bakjes, broodjes, servetten en heel belangrijk, de juiste saus op het juiste broodje.
De knaloranje waren posters strategisch opgehangen:
Hedde een bietje veul trek? Pak een snack!
Of ge worst lust?
Snack je gek!
Bij de jaarlijkse prijsuitreiking voor de beste slogans waren we waarschijnlijk niet in de prijzen gevallen, maar de voorbijgangers op deze vroege carnavalsmiddag hadden er wel een glimlach voor over.
Voorbijgangers inderdaad. Mijn zoon en ik keken elkaar eens aan. Wordt het de komende maanden verplicht elke dag broodjes frikandel, bitterbal, kaassouflé, knakworst en bockworst eten? Gaan we tot in de den treure genieten van mini snacks en Vietnamese loempia’s en hoe lang zal het duren voordat die liters mayo, curry, ketchup, mosterd en hot chili saus eens een keer op raken? Of gaat het toch nog lukken om er wat van te verkopen?
En dan opeens staan er mensen binnen. En ze bestellen nog ook! Met trillende tang vis ik de bockworst uit de geleende au-bain-marie, ‘als ie maar niet breekt, als ie maar niet breekt', en voltooi mijn eerste broodje van de dag.
Ondertussen houdt mijn partner in crime van vandaag de gezonken frikandel nauwlettend in de gaten. Drijven moet ie, want dan is het goed. Ik hoor een zucht van opluchting als na een minuutje of drie blijkt dat dat inderdaad gelukt is.
“Smaakt het?” Twee paar vragende ogen kijken de eerste klanten van de dag vragend aan. “Heerlijk” is het verlossende antwoord. Het is nu definitief een feit. De onderdoorsteek die een dag geleden nog een kale stenen aftandse garage zonder achterkant was, is nu een heuse broodjestent.
“Kan ik helpen?” Het is een vriend van mijn dochter. Hij zag de rij buitenstaan voor ons etablissement en dacht dat we wel wat hulp konden gebruiken. We konden deze nieuwe invalchef frituur heel goed gebruiken inderdaad en de arme jongen stond voor hij het in de gaten had een uur lang alleen maar als een volwaardige artiest met frikandellen, kaassouflées, bitterballen en mini snacks te jongleren.
De kassa rinkelde onafgebroken en ik stond een paar uur lang niks anders te doen dan op topsnelheid met broodjes, bakjes, servetten en sausen te goochelen.
“Alles is op. Sorry. Ja echt alles.” De klant kijkt terleurgesteld, maar feliciteert mijn zoon tegelijkertijd met het succes. Ik heb nog nooit iemand “Alles is op” zo blij horen zeggen.
Om half zeven kon de deur dicht en kon ik eindelijk zelf gaan genieten van mijn goed verstopte broodje knakworst en broodje frikandel. Wat een dag! Wat een succes! Wat een ontzettend lekker gevoel is dat. Doodmoe maar bijzonder voldaan delen we boksen uit.
Feest vieren en geld uitgeven is leuk, maar ondernemen, ook op zo’n kleine schaal, met allemaal blije, vrolijke en tevreden klanten en dan ook nog een beetje geld verdienen is voor mij misschien nog wel een groter feest!