Als het in het nieuws over de olieproductie en olieprijs gaat, komt de term OPEC regelmatig voorbij. Maar wat is de OPEC eigenlijk en wat hebben ze te maken met de olieproductie en -prijs? En wat hebben wij in Nederland met de OPEC te maken?
OPEC staat voor Organization of the Petroleum Exporting Countries, in goed Nederlands Organisatie van olie-exporterende landen. Het is een samenwerking van 15 landen die meer olie uitvoeren dan importeren. Doordat deze organisatie door de productie van olie aan te passen de olieprijs kunnen manipuleren, wordt het ook wel een kartel genoemd.
De OPEC heeft niets te zeggen over de lidstaten, vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten bepalen samen het beleid van de organisatie. Ook is er een secretariaat dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het beleid, en onderzoek doet naar de olieproductie en -consumptie om zo tot een beter beleid te komen. Op dit moment heeft de OPEC zo'n 40% van de olieproductie onder controle.
De OPEC werd in 1960 op initiatief van Venezuela opgericht in Bagdad (Irak). In eerste instantie bestond de organisatie uit 5 leden: Irak, Iran, Koeweit, Saudi-Arabië en Venezuela. Daarnaast werd lidmaatschap opengesteld voor andere landen die netto meer olie exporteren dan importeren. Het doel van de organisatie was om de olieproductie te coördineren om zo aanbod en prijs stabiel (en redelijk) te houden voor zowel producerende als consumerende landen.
In de jaren '70 kwam de OPEC meer in de belangstelling te staan. Als protest tegen onder andere de Jom Kipoeroorlog tussen Israël en de Arabische staten verhoogde de organisatie de olieprijs drastisch. Tot het einde van het millennium was dit merkbaar en schommelde de olieprijs nogal zonder dat de OPEC hier echt grip op leek te hebben. Een nieuw beleid, gericht op marktstabilisatie, begin jaren 2000 had ook weinig effect en met de wereldwijde economische crisis die in 2008 begon, werden de olieproducerende staten hard geraakt. De vraag naar olie daalde dramatisch en ineens was er een overschot, in plaats van een tekort zoals de periode ervoor. De OPEC werd hiermee wel een belangrijke factor, door effectief prijsbeleid konden ze de deelnemende landen overeind houden.
Zoals we al zeiden, het beleid werkte niet altijd even goed. In de bijna 60 jaar dat de organisatie nu bestaat, is minimaal in de helft van de tijd de olieproductie en -prijs niet stabiel geweest.
Dit komt onder andere doordat niet alle lidstaten zich altijd aan het beleid houden. Als landen de opgelegde productiequota overschrijden, daalt de prijs en gaan andere landen vanzelf ook meer produceren om dezelfde inkomsten te krijgen.
Het vaststellen van de juiste olieprijs is ook geen makkelijke opgave. Is de prijs te laag dan hebben de lidstaten te weinig inkomsten en bij een te hoge prijs wordt er al snel gekeken naar andere, alternatieve energiebronnen. En hoewel dat laatste goed is voor het milieu, is er de OPEC en haar lidstaten uiteraard veel aan gelegen om nog zoveel mogelijk olie te laten verbruiken.
Op dit moment telt de OPEC 15 lidstaten:
Voorheen was ook Indonesië (1962-2008 en 2016) lid. Indonesië moest in 2008 uit de organisatie stappen omdat ze niet meer olie uitvoerde dan importeerde. In 2016 kwam ze even terug om aan het einde van het jaar weer te vertrekken.
Ecuador stapte in 1992 op, omdat ze de 2 miljoen dollar per jaar om lid te mogen zijn te hoog vond, en niet gebonden wilde zijn aan de hoge productiequota. In 2007 trad ze opnieuw toe tot de OPEC. Gabon was eerder al lid, van 1975 tot 1994, stapte toen uit de organisatie omdat het lidmaatschapsgeld niet in proportie was tot de geringe productie van het land, maar trad in 2016 ook opnieuw toe.
Op dit moment hebben de leden samen meer dan 40% van de olieproductie en bijna driekwart van de oliereserves in handen.
Er zijn buiten de OPEC om dus nog meer olieproducerende landen, op dit moment goed voor iets meer dan helft van de productie wereldwijd. Hieronder vallen bijvoorbeeld de Verenigde Staten en China. Zij zijn tegen de organisatie, van samenwerking is hier dus over het algemeen weinig sprake.
Maar er zijn ook een aantal landen die geen lid zijn van de OPEC maar ze wel steunen, en bijvoorbeeld als waarnemend lid bij vergaderingen zijn, en het beleid (deels) zelf ook uitvoeren. Deze landen zijn Mexico, Noorwegen, Oman en Rusland.
In Nederland moeten wij olie importeren omdat we dit zelf niet kunnen produceren. Wij zijn hiervoor dus altijd afhankelijk van andere landen. We merken dus aan de pomp, als we aan het tanken zijn, van het bestaan van de OPEC. Het feit dat de prijzen niet meer schommelen dan ze nu doen, is mede door inmenging van de organisatie. Al wordt er in Nederland zoveel accijns geheven op brandstoffen dat we wel degelijk veel betalen voor het volgooien van onze bolide. Ga maar eens tanken in bijvoorbeeld Dubai. Daar kost een liter benzine zo'n 30 cent. In Nederland betaal je momenteel zes keer zoveel, namelijk tussen de €1,75 en €1,80 per liter.
Nu produceert Dubai natuurlijk zelf veel olie en hoeft dus geen importkosten te betalen. Op dit moment kost een vat olie (159 liter) zo'n €75. Dat is nog geen 50 cent per liter. De olieprijs in Nederland gaat dus drie tot drie en een halve keer over de kop. Een groot deel daarvan gaat naar de staatskas. Ondanks dat wij zelf geen olie produceren boert onze overheid dus alsnog goed dankzij olie!