De laatste tijd gaan er vele stemmen op om onze gewoonte om vaak en veel vlees te eten te heroverwegen.
We zijn door de rijke jaren, zo tussen 1970 en nu allemaal gewend geraakt aan het eten van vlees, liefst elke dag, alleen afgewisseld met een dagje vis.
Mijn Oma schetste rijke mensen met: “Die zijn zó rijk, eten elke dag vlees en smeren roomboter op hun brood!” M’n moeder deelde in de 50-er jaren een zijtje spek, een pond zuurkool en wat aardappelen met de buren, zodat er 3 gezinnen konden eten.
Onze dagelijkse consumptie van melkproducten is normaal, we zijn er mee opgegroeid. De schoolmelk, de melkboer langs de deur met verse melk zó uit de melkbus. ‘Melk is gezond.’
In eerdere columns vertelde ik over m’n kennismaking met een bedrijf dat was gespecialiseerd in de vleesverwerkende industrie, Seffelaar & Looyen (SELO) uit Oldenzaal.
Na de teloorgang van mijn ‘gok-imperium’ woonden we in Roemenië en een mens moet wát..
Ik kreeg een vertegenwoordiging voor Roemenië, waar ik middels symposia, publicaties, tentoonstellingen en persoonlijk bezoek de markt bewerkte. Men was zeer geïnteresseerd om te vernieuwen in Roemenië, de vleesindustrie was in de communistische tijd toonaangevend.
Zoals zoveel ontwikkelingen tijdens het communisme echter gingen de enorme staatsboerderijen, slachterijen en vleesverwerkingsindustrie teloor na de revolutie in 1989.
In 2001 maakte ik kennis met Dhr. Seffelaar, eigenaar van SELO. Hij steunde me met het opzetten van een vertegenwoordiging en kwam ook regelmatig op bezoek, net als z’n topingenieur Vlado Klem.
Tijdens de mooie avonden op ons erf in Ariusd spraken we onder het genot van een lekker stukje vlees en een goed glas wijn over de voedingsindustrie. Het verleden, het heden en de toekomst uiteraard, waarin we allen tot de slotsom kwamen dat:
Beide specialisten: “Waarom zou je veevoeder eerst in dat beest stoppen als je er direct dezelfde voedingswaarde uit kunt halen?”
En: “Koemelk is voor jonge koeien, geitenmelk voor jonge geiten.”
In de jaren na m’n (korte) wielercarrière ging ik wonen in Maastricht en werkte eerst als sportverslaggever op de redactie van ‘De Limburger’ onder de leiding van Jean Nelissen. Toen ik ‘mocht blijven’ hoorde ik van de CAO voor journalisten en koos toch maar voor de handel.
Enfin, verhalen over deze periode houdt u van me tegoed. Ik wil bekennen dat ik op een vroege morgen op de fiets langs het abattoir kwam, waar een 20-tal paarden achter een hek ‘stonden te wachten’…
Ik heb het hek open gezet en een paard een klap op z’n bil gegeven. Het hele zooitje er uit, de stad in. De paarden hebben op z’n minst nog een interessante excursie in Maastricht gehad...
Voor SELO reisde ik dus zo’n 30 jaar later heel Roemenië door, vaak met Angela aan ’t stuur. Samen waren we op weg om de toekomst te bouwen. Niet zelden waren we doende om de ‘vleesverwerkers’ te bezoeken, maar zorgden er wel voor om niet vóór 13:00 het abattoir binnen te stappen, als je zoiets één keer hebt gezien eet je nooit meer vlees.
De reizen waren lang, maar de projecten interessant!
De huidige situatie in de wereld noopt tot het werkelijk snel moeten nemen van maatregelen. Laten we hopen dat de enge ontwikkelingen in Oekraïne, de excessen van de opwarming van de dampkring rondom de aarde en de energiecrisis zullen zorgen voor algemene wijsheid.
Op het gebied van onze voedingsgewoonten lijkt de oplossing al kant en klaar voorhanden.
De kosten voor energie zijn snel gestegen, de busjes met zonnepanelen rijden af en aan, de elektrische auto’s zijn niet aan te slepen.
Niettemin zie ik de zon schijnen, zie ik de millenials uiterst betrokken bij maatregelen die ons kleine planeetje moeten redden.
Het komt allemaal goed hoor!
Ik ga de plantjes en bloemenbakken water geven.