Niets spreekt in de financiële wereld zo tot de verbeelding als de beurs, tenminste voor de gewone mens onder ons. Een dankbaar onderwerp van films als de Wolf of Wall Street, denken we aan een mierenhoop waar mannen in pakken continu lopen te schreeuwen, in telefoons praten en de boel oplichten als het even kan.
Dat het in het echte leven iets minder romantisch is hoef ik waarschijnlijk niet te vertellen, maar toch is de beurs nog steeds wel een 'ongrijpbaar' iets als je niet dagelijks met beleggen bezig bent.
Met de beurs bedoelen we normaal gesproken de effectenbeurs zoals onder andere de AEX en Dow Jones. De effectenbeurs is de plek waar gehandeld wordt in effecten. Effecten zijn onder te verdelen in drie soorten: aandelen, obligaties en afgeleide producten (o.a. opties).
Een aandeel is volgens Van Dale onder andere:
Er zijn natuurlijk nog andere betekenissen maar aangezien we het hier over de beurs hebben, is dit de juiste uitleg. Met een aandeel koop je dus een stukje deelneming in een bedrijf. Of beter, in het kapitaal van het bedrijf. Gaat het goed met het bedrijf wordt je aandeel meestal meer waard (koersstijging) en over het algemeen wordt er op aandelen dividend uitgekeerd. Dividend is een deel van de winst van het bedrijf.
Of je verdient op je aandelen wordt dus bepaald door hoe goed het gaat met het bedrijf. Als het slecht gaat en er geen of nauwelijks winst wordt gemaakt, krijg je ook geen dividend. En gaat het slecht dan zal er minder vraag zijn naar aandelen.
De koers van aandelen wordt bepaald door vraag en aanbod, is de vraag groter dan het aanbod stijgt uiteraard de prijs oftewel de koers en waarde. Gaat het slecht dan zal het aanbod groter worden dan de vraag en daalt (of keldert) de koers. Je wil dus op het juiste moment verkopen, maar dit blijft vaak toch een soort van gok, hoe goed je je ook voorbereidt.
Een obligatie is een lening uitgegeven door bedrijven of overheden. Oftewel volgens Van Dale:
Als je een obligatie koopt leen je geld aan de instantie die de obligatie uitgeeft. Op een obligatie ontvang je normaal gesproken een vergoeding, couponrente genaamd. Hoe hoger de kredietwaardigheid van de instantie, hoe lager de couponrente.
Dit heeft te maken met het risico dat je loopt: als je geld leent aan de overheid is het risico over het algemeen laag (je zult naar alle waarschijnlijkheid te alle tijden je geld terug kunnen krijgen), terwijl als je obligaties koopt van een bedrijf dat in moeilijkheden verkeert, je meer risico loopt dat je je geld wellicht niet (snel) meer terugziet.
Naast de couponrente kun je ook met obligaties verdienen door koersstijging. Maar je kunt ook geld verliezen als de koers op de beurs daalt. In dit opzicht werkt het dus hetzelfde als bij aandelen.
Om te bepalen hoeveel risico een bepaalde obligatie met zich meebrengt, is het goed om te kijken naar de rating. Deze rating geeft een (goede) indicatie van de kredietwaardigheid van de partij die de obligaties uitgeeft. Kredietbeoordelaars Moody's en Standard & Poors (S&P) zijn de meest gebruikte en bekendste ter wereld.
Obligaties zijn er in verschillende smaken:
Naast aandelen en obligaties kennen we op de beurs nog een hoop andere producten, afgeleide producten genaamd. Opties zijn wellicht de meest bekende, maar ook futures (ook wel termijncontracten, turbo's, sprinters of speeders) en warrants zijn een voorbeeld hiervan.
Het worden afgeleide producten genoemd omdat ze worden verhandeld op een onderliggende waarde, zoals aandelen, valuta of grondstoffen.
Van de drie is dit misschien wel de meest onbekende voor leken. En dat komt deels doordat het om een verzamelnaam van weer andere producten gaat. Het worden ook wel complexe financiële instrumenten genoemd, en dat is natuurlijk niet voor niets. Hierbij een korte uitleg.
Met een optie koop je het recht om op een bepaalde datum of binnen een bepaalde termijn een onderliggende waarde te kopen (call optie) of verkopen (put optie) tegen een vooraf vastgestelde prijs.
De onderliggende waarde kan een aandeel zijn, een obligatie, een valuta of grondstof of eigenlijk alles wat waarde heeft en verhandeld kan worden. De optie, of het recht, hoeft niet uitgevoerd te worden.
Voor dit recht betaal je een optiepremie aan de schrijver van de optie (verkoper of koper, afhankelijk van het soort optie dat je kiest) en je kunt het recht uitvoeren tot vervaldatum. De schrijver van de optie houdt de waarde vast tot die datum, en krijgt in ruil daarvoor dus de optiepremie.
Opties worden gebruikt voor bijvoorbeeld het indekken tegen koersrisico's maar ook voor het speculeren op een stijging of juist daling van bepaalde waardes. Opties worden verhandeld op en uitgegeven door de optiebeurs.
Warrants lijken op opties, in de zin dat je met een warrant ook het recht koopt om de onderliggende waarde te kopen (call warrant) of verkopen (put warrant) gedurende een bepaalde periode tegen een vooraf vastgestelde prijs. Er zijn echter ook wat verschillen met opties:
Futures worden ook wel termijncontracten, turbo's, sprinters of speeders genoemd en lijken ook erg op opties. Alleen wordt hier een hefboomeffect ingezet om snel te kunnen profiteren van een stijging of daling van de onderliggende waarde.
Bij een future long zet je in op stijging van de waarde, bij future short juist op een daling. De onderliggende waarde kan ook weer van alles zijn, zoals aandelen, grondstoffen of valuta.
Met een future beleg je slechts in een klein deel van de onderliggende waarde (dus niet in een geheel aandeel bijvoorbeeld), maar je krijgt wel de volledige stijging of daling. De hefboom geeft aan hoeveel je wijzigt als de onderliggende waarde wijzigt.
Hefboom 5 betekent dus 5 keer, stel het aandeel stijgt 1% dan krijg jij 5%. Vanwege de hefboomwerking kan het dus snel gaan, ook met een daling. Daarom zijn futures ook risicovol, al is er een stop loss ingebouwd. Je kunt hierdoor niet meer verliezen dan je inzet. Is het stop loss niveau bereikt dan houdt de future op te bestaan.
Beleggen in aandelen, obligaties en andere producten vereist eigenlijk dat je er dagelijks mee bezig bent. Je moet in de gaten houden wat de koersen doen en bepalen of je gaat kopen of verkopen, of het zo houdt zoals het is. Doe je dat niet dan kan het je snel veel geld kosten, vooral als een aandeel of volledige beurs crasht. Maar de meesten van ons zullen niet genoeg tijd of zin hebben om dit allemaal bij te houden.
Daarom zijn er beleggingsfondsen. Een beheerder (vaak een bank of financiële instelling, maar het kan ook een hedgefund zijn) maakt een mix van verschillende effecten, en maakt daar een pool van. Als je deelneemt aan een beleggingsfonds koop je dus een deel van die pool, en daarmee verschillende aandelen, obligaties en opties.
Meestal zijn er verschillende mixen met een verschillend risico en verwacht rendement, en het hangt er onder andere vanaf hoe lang je je geld weg wil zetten, waar je voor kiest. Hoe langer jij het weg wil zetten, hoe lager het gekozen rendement, en hoe lager het risico dat gekozen wordt. Al kun je daar natuurlijk van afwijken.
Een beleggingsfonds is overigens voor bijna niemand een ver van je bed show, al denk je misschien van wel. En waarom? Omdat pensioenfondsen rendement halen uit beleggingsfondsen. Dus vrijwel de gehele Nederlandse beroepsbevolking heeft geld in een beleggingsfonds zitten, weliswaar indirect.
Handelen op de beurs kan in principe de hele dag, tijdens openingstijden van de betreffende beurs. De koers wordt elke minuut opnieuw bepaalt aan de hand van de transacties.
Transacties moeten overigens dan nog wel administratief verwerkt worden, dit doet een clearing house. Zij zorgen voor de overheveling van de effecten van de verkoper naar het depot van de koper, en van het overschrijving van het geld van koper naar verkoper.
Beleggingsfondsen stellen meestal eens per dag een koers vast, ook wel de intrinsieke waarde of Netto Asset Value (NAV) genoemd. Alle transacties van die dag worden tegen dezelfde koers verwerkt. Dit kan zowel gunstig als ongunstig zijn, afhankelijk van hoe de individuele effecten binnen het fonds het doen.
De beurs heeft een enorm economisch belang, het zorgt ervoor dat bedrijven geld kunnen lenen of kapitaal kunnen verkrijgen om bijvoorbeeld te investeren of groeien. Er gaat ook veel geld om in de beurs.
Daarom staat de Nederlandse beurs onder strenge controle van de Autoriteit Financiële Markten. Ook in het buitenland is de controle streng en wordt door de lokale marktautoriteit uitgevoerd.
Een beurscrash (ook wel beurskrach genoemd) ontstaat als een groot deel van de effecten een sterke koersdaling laten zien. Vaak gebeurt dit onverwacht en het heeft grote gevolgen. Elke crash gaat vooraf door een bubbel, waarbij de economie zo hard groeit dat het bijna niet bij te houden is.
In 1929 was een beurscrash de oorzaak van een wereldwijde crisis. Toen Wall Street plotseling onderuit ging, volgde er een bankencrisis en een schuldencrisis. De gevolgen hiervan waren tot eind jaren '30 in de hele wereld merkbaar, en de Tweede Wereldoorlog is zelfs nog deels hieraan te wijten.
De meest recente beurscrash is die van 2008. Deze hing onder andere samen met de stijgende huizenprijzen en het idee dat het niet op kon. Toen mensen hun hypotheek niet meer konden betalen en de huizenprijzen kelderden, bleef de beurs niet achter.
In Nederland leidde dit ook tot een bankencrisis, waarbij verschillende banken genationaliseerd worden omdat ze anders failliet zouden gaan. Ook wereldwijd vielen bedrijven om en moesten anderen drastische maatregelen nemen om overeind te blijven.
De crisis van 2008 duurde ook bijna een decennium, sinds een paar jaar kunnen we zeggen dat we er uit gekomen zijn. Maar we lijken wel af te stevenen op een nieuwe beurscrash, als het verleden enig voorbeeld voor de toekomst is.
De huizenprijzen stijgen weer als een malle, al zijn banken nog wel wat meer terughoudend met het verstrekken van hypotheken vergeleken met 10-15 jaar geleden. Ook de economie gaat weer goed dus we lijken weer in een bubbel te belanden.
De amerikaanse beurs opent om 15.30 Nederlandse tijd en sluit om 22.00 uur Nederlandse tijd.
De AEX opent om 090.00 uur en sluit om 17.30 uur.
Bij preferente aandelen worden dividenten uitgekeerd, ongeacht of er winst wordt gemaakt of niet.
Small cap aandelen zijn aandelen van een bedrijf dat nog niet veel waarde heeft. Let wel op dat niet veel waarde relatief is. Het bedrijf is toch vaak tussen de 300 miljoen en 2 miljard waard.
Een obligatie is een soort van lening. Het doel van een obligatie is het aantrekken van financiele middelen.