Bij het verslag van de (her)-opening van casino Venlo werd duidelijk dat eindelijk het maximale is gedaan om de medemens met een beperking alle faciliteiten te bieden om ‘mee te doen.’
Niettemin komt uit de kwaliteitsonderzoeken van het OneTime team naar voren dat hier nog regelmatig ruimte voor verbetering is, hierbij een oproep om tekortkomingen in de voorzieningen door te geven aan OneTime.nl.
Ervaringen op het gebied van de ‘medemens in een rolstoel’ of ‘de medemens met een beperking’ beschreef ik eerder, hierbij nog een paar persoonlijke belevenissen.
Het gebeurde regelmatig dat we als floormanager een dagje werden ‘uitgeleend’ aan een andere vestiging, vaak vervanging vanwege een ‘dagje overleg.’ Zo gebeurde het ook dat ik een dagje Nijmegen zou doen vanuit standplaats Rotterdam, samen met een collega uit weer een andere vestiging. Een briefje met de taken was dan voldoende om de zaal te ‘runnen’.
In de speelzaal in Nijmegen was een soort schans naar de volgende etage. Rond een uur of 4 ’s middags zag ik daar een rolstoel werkelijk op topsnelheid naar beneden komen, met een vrolijk joelende berijder. Bijna raakte hij de andere gasten, dus ik sprak de man aan met het verzoek te matigen, zowel qua afdalingssnelheid als juichvolume.
Toen hij m’n verzoek in de wind sloeg en nóg harder tekeerging en werkelijk op topsnelheid de zaal in kwam vliegen, begeleidde ik hem naar de uitgang en gaf een entréeverbod voor die dag. M’n collega’s zouden het later wel weer oppakken.
In Scheveningen een soortgelijk incident met een rolstoeler, die meende mensen te mogen lastigvallen, z’n wagen gewoon tegen de enkels van mensen aanreed en teveel dronk. Toen ik hem aansprak werd de gast woedend en ging schelden, dus maar een entréeverbod voor bepaalde tijd opgelegd. Dat lijkt me alleszins plausibel, zonder aanziens des persoons handhaven.
Jaren later, na een carrière bij Holland Casino en een periode van succesvol ondernemen in het buitenland kwam er een ‘andere tijd.’ Angela en ik leefden in een klein dorpje in Roemenië, maar als eerder beschreven in m’n verhalen kwam er ook een neergang.
Na een paar jaar was de reserve op en moest er brood op de plank. Gelukkig kon ik naar Nederland, logeren bij m’n moeder en zocht een baantje (met een paar ‘ruggen’ kon ik in Roemenië weer een jaar vooruit).
Wie de verhalen kent van ‘wie geeft me jatmous’ van de Amsterdamse taxichauffeur Harry Boting (1965) kan begrijpen dat ik dat wel ’s mee wilde maken. Een taxibedrijf in Den Haag zocht mensen, en ik mocht een test doen. Gewend aan Mercedes lukte dat goed, en ik kon de volgende dag beginnen.
Eerst maar netjes in een donker pak, wit hemd, stropdas en gáán. Op de standplaats uiteraard de ‘finishing touch’ aan de (bijna nieuwe) auto aangebracht; de ramen blonken zó dat je niet kon zien of ze open waren of dicht! Tja, tenslotte kom je uit een business waar gold: “If you sell an illusion, let it shine!”
Standplaats Station Centraal Den Haag, komt een echtpaar aan met geleidehond, blinde mensen dus met een kar vol bagage. De hele rij chauffeurs vooraan: “Ik neem geen honden mee in m’n taxi.” Nou, ík wel!
Allemaal schelden, maar ik op weg met het gezelschap, naar centrum Den Haag. Woonden ze in een straat met zo’n in de straat zinkende pilaar als blokkage. Met een sticker er op: ‘dienst parkeren’. Ik bellen: “Zit hier in de taxi met twee blinde mensen, veel bagage en een geleidehond.. Mag ik er door?” – “Helemaal niet, moet schriftelijk worden aangevraagd.” Is het antwoord..
Wat ik ook argumenteerde, geen kans. De auto neergezet en de bagage voor het blinde echtpaar naar hun huis gedragen.. (woonden op 3e etage; smalle trap. Bagage naar boven gebracht).
“Hee gozâh, gaat jèh es effe naar de Thorbeckelaan hondertachtentwintâg, en vlug een beetje!” Ik op weg, staat daar bovenaan een granieten trap een reus van een kerel naast z’n rolstoel. “Kom me maar halûh” zegt ‘ie.
Ik naar boven, de man kon niet lopen, alleen staan. Heb hem beetgepakt bij een arm en hem op m’n rug genomen. Naar beneden, met ruim 100kg kerel op m’n rug. Achteruit in de taxi geladen, rolstoel opgehaald en naar bestemming gebracht. Was wel dankbaar, had een uur gewacht... De ‘collega’s’ wisten het wel en weigerden zulke ritten.
Het nieuwe casino was al open in Scheveningen, en ik nam plaats op de standplaats er tegenover. Kreeg een belletje, ‘Casino...’ Ik voor de deur, en naar binnen en riep richting receptie: 'TAXI!'
In de hal keken de medewerkers hun ogen uit: “Meneer Jansen, bent ú het?” – “Jazeker, waar is m’n passagier?” Een fragiele, deftige dame stak haar vinger op en zei: “Hier meneer!”
Ik natuurlijk gearmd met de oude schat naar buiten, keurig plaats laten nemen en met alle égards de taxirit van haar leven bezorgd, met zachte klassieke muziek, blinkende ramen en passende conversatie. Uiteraard tot bij de voordeur begeleid, leve de veiligheid!
Ik werkte 20 uur per dag, 7 dagen per week. Verdiende in twee maanden genoeg om een tijdje te kunnen leven.
Op een dag laadde ik een passagier bij het congrescentrum, die moest naar Schiphol. We hadden een aardige conversatie, en de man vroeg: “Maar u bent toch niet écht taxichauffeur?”
Ik vertelde van m’n avonturen en ondernemingen in Roemenië. – “Wij zoeken al járen een vertegenwoordiger voor Roemenië!” Hij gaf z’n kaartje en vroeg me om de komende dagen naar Oldenzaal te komen om met hem en directie te spreken. Zo gezegd zo gedaan, ik kon weer naar Roemenië, naar m’n lief.
Als vertegenwoordiger in slachtlijnen en productielijnen voor de voedingsindustrie! Salaris, computer, telefoon en een vrije hand. Jansen was weer op weg!