In m’n vorige column schetste ik de hectiek en commotie die Zandvoort te verwerken kreeg voor en tijdens de opening van ons eerste Nederlandse casino.
Nu wil ik omschrijven hoe het is om als Franse Roulette croupier ‘aan tafel’ te zitten en om te gaan met de constant verschillende situaties. Wat moet een croupier weten en kunnen? Het weten begint bij het kennen van de nummervolgorde in de cilinder ((‘bak’). En wel linksom en rechtsom, in het Frans!
Vervolgens werden de ‘buren’ geleerd, van ieder cijfer rondom de cilinder moest iedere croupier de 3 cijfers weten die links en rechts van dat nummer liggen. Als voorbeeld de 17, links liggen 25, 2 en 21; rechts 34, 6 en 27.
De gast gokt er op dat de kogel (ivoren balletje) in een bepaald segment zal komen, en geeft een bedrag om deze nummers te spelen. In dit geval op een ‘tweetjes’ tafel kostte deze ‘annonce’ 14 gulden. Kwam dan één van deze 7 nummers, dan werd voor deze ‘plein’ 35X uitbetaald, 70 gulden.
Meestal echter werd met 2 buren gespeeld, dus 5 keer de waarde, de annonce kostte een tientje.
De croupier ontving het geld of de grotere jetons (fiches), wisselden die en plaatsten de buren op het ‘tableau’ (de tafel). Daarbij werden de jetons in de hand genomen en geworpen, met een polsbeweging vanuit de onderarm, met de vingers naar beneden gericht. De duim mocht niet zichtbaar zijn.
De jetons werden met behulp van een ‘râteau’ (hark) geplaatst. Deze râteau was het gereedschap van de croupier, zodra een nummer was gevallen werden met deze râteau de verloren inzetten van het tableau geharkt en opnieuw gesorteerd. Dit ‘dégageren’ werd bij oneven nummers door de croupier aan de rechterzijde, bij even nummers was dat de linkerzijde.
Na ieder spel werden alle verloren jetons weer snel gesorteerd en aan de cilinderrand geplaatst, ‘le boudin’. Alle handelingen moest de croupier zowel linkshandig als rechtshandig uit kunnen voeren.
Betalingen van gewonnen kansen werden gedaan door ‘aligneren’ (rijtjes maken). Dit werd gedaan in makkelijk visueel te controleren aantallen.
Als met tweetjes werd gespeeld en bijvoorbeeld een plein werd uitbetaald, was de standaard betaling 3X10, en 4 rijtjes van telkens 5 tweetjes. Deze werden neergelegd, afgeteld voor de gast en dan ‘gerammasseerd’ (opgeritst). Dit ramasseren werd gedaan door pink en ringvinger aan weerszijden van de jetons te zetten, en met één snelle beweging opgeritst binnen de door de vingers gevormde koker in de hand. Vervolgens werd de betaling naar de gast toegeschoven met de râteau.
Een stukje van de waarde van de inzet werd dan graag begroet door croupiers en chef der tafel, met een “merçi pour les employées’’... Betalingen werden gedaan door de croupier aan de ’manque’ zijde (links) als een even nummer was gevallen, en door de croupier aan de ‘passe’ zijde bij het uitkomen van een oneven nummer.
Aan de kop van de tafel (boût de table) zat ook een croupier, die hielp bij het inzetten en het overzicht, ook met een râteau, een kortere. Hier startte iedere leerling croupier.
Stel je voor, alle hierboven omschreven handelingen werden door en door getraind, en gingen gepaard met een onberispelijke uiterlijke verzorging, juwelen waren niet toegestaan en een ingehouden glimlach was standaard. De gast moest zich welkom voelen, de dienstverlening, het gevoel geven aan de gasten welkom te zijn was één der belangrijkste aspecten van het vak.
Tijdens de instructie werd constant gewezen op het feit dat een casino eigenlijk geen ander product heeft dan dienstverlening, wellevendheid en gastvrijheid. En wel van een hoge standaard; “we sell an illusion, let it shine” was een gevleugelde uitdrukking die we leerden van onze ervaren buitenlandse collega’s in de eerste jaren van de Nederlandse casino’s.
Eerder beschreef ik het werk van de ‘boût de table’, de plek waar je als FR croupier debuteert. Ik ook dus. Zo’n eerste dag vergeet je nooit meer.
Uiteraard was je met een instructeur al in de speelzaal geweest, om het werk in realiteit te observeren. Een uitstraling van glamour en high life deed zich voelen. En daar is er dan het moment dat je door een zaalchef wordt verwezen naar een tafel, waar je je mag melden bij de chef, die op een hoge stoel zittend de FR tafel ‘bestuurt’ als een koetsier z’n paarden.
Deze chefs waren allen ervaren collega’s uit vele landen. Je stelde je voor, gaf netjes een hand en de chef verwees je naar de ‘boût’. Een tikje op de schouder van de daar al zittende collega, die opstond, het kussentje op de stoel omdraaide en je hielp aanschuiven.
Dan begon het; ‘finale 4’, een gast gaf 4 jetons, en wilde de nummers die eindigden op een 4 spelen. ‘Finale 1-4’, finale 3-6 enz. Ook zo’n mooie annonce was: ‘dix-sept et chevaux’... Je moest dan vanaf de ‘boût’ de jetons van de gast rondom de 17 plaatsen, met behulp van je korte râteau.
We hadden álle annonces in de Franse taal geleerd, ook het tellen, het annonceren van het nummer: “Dix-Sept, Noir, Impair et Manque”... Het nummer werd aangewezen, en de winnende kansen opgenoemd, bijvoorbeeld: “Transversale Simple, Transversale Pleine, Carré, Cheval, En Plein”.
Pas na máánden aan de ‘boût de table’ mocht een FR croupier het proberen ‘aan de cilinder’. Afhankelijk van de vaardigheden, uitstraling en houding aan tafel werd door instructeur, zaalchef en tafelchef bepaald wanneer dit moment aanbrak.
Uiteraard werd ook rekening gehouden met de zwaarte van het spel, meestal debuteerde een croupier aan de cilinder aan de tweetjes tafel, tevens de drukste tafel. De snelheid van de opeenvolgende speelronden was ruim lager dan aan de tafels met hogere minimum inzetten. De gasten waren de echte ‘die hards’ van het roulettespel. Vaak was men geroutineerd geraakt als speler in het buitenland, velen met name in België.
Men schepte er plezier in om de annonces in goed Frans aan te bieden, en wij waren geacht dit allemaal te verstaan en correct uit te voeren. Aan tafel werd 1 uur gewerkt, gevolgd door een kwartier pauze. Een ‘équipe’ bestond uit 3 croupiers, een sous-chef en een chef, de laatste kreeg pauze van de sous-chef.
Tromgeroffel, een hymne in je hoofd, een groot moment in je leven; je hebt je gemeld bij de chef en die stuurt je ‘aan de cilinder’... Je hoopt natuurlijk aan de kant ‘van je goede hand’, maar mijn eerste chef vroeg: “Sind Sie links oder rechtshändler?” .. “Rechtshändler Chef”.. “Also Links platznehmen Herr college”… Na een schuchter “Natürlich Chef” begaf ik me naar de linkerkant van de tafel en tikte de collega op de schouder. Deze stond op, draaide stoelkussen om en schoof je aan.
De chef had al aangegeven dat het “La Boule Passe” was, waarna de bouluer annonceerde “Messieurs, la boule passe”... Ik kon niet anders dan stamelend uitbrengen: “Messieurs, Faites vos jeux”.
Een blik over de tafel, vol met inzetten en pakte de kogel (ivoren balletje) uit de cilinder, bewoog de cilinder met de pink aan het ‘kruis’ in tegenovergestelde richting en ‘gaf’ de kogel door deze met middelvinger en duim in de hoek van de cilinderrand te drukken en te ‘schieten’ door de stroefheid van m’n middelvinger langs de gelakte houten rand. Als de kogel dan vertraagde was het “rien ne va plus”.
Duizenden malen geoefend in het opleidingscentrum, maar daar klonk deze prachtige kreet dan uit jouw keel door het casino. Je was CROUPIER!